Vorige week las je in het eerste deel hoe Wietse als professionele danser aan inclusiedans begon. Hier lees je het vervolg, over beperkingen, hindernissen en rolmodellen!
Waarom spreek je over ‘inclusiedans’ en niet gewoon over ‘dans’?
Het woord inclusiedans zorgt inderdaad vaak voor wrevel. Op een dag zou het normaal moeten zijn dat danslessen, dansopleidingen en podia het niet meer vreemd vinden als mensen met een beperking willen dansen, deel uitmaken van de groep. Dat ook dansers met een beperking hun dansvocabulaire kunnen opbouwen en erkenning vinden voor de danser die in hun beperkte lijven woont. Maar tot het zo ver is, wil ik gerust het woord ‘inclusiedans’ gebruiken.
Ik denk dat de grootste beperking vaak niet bij de mensen met een beperking zit, maar in onze overtuigingen over hoe dans er moet uitzien, hoe lichamen die dansen er moeten uitzien. Door een plek te krijgen tussen professionele dansers kan ik dansvocabulaire opbouwen, leren mensen zonder beperkingen out-of-the-box denken en mogelijkheden zien waar eerst de beperking met alle aandacht dreigt te gaan lopen.
Ik denk dat inclusiedans ook maatschappelijk een meerwaarde kan betekenen. Als ik van Nele Vanhaeverbeke hoor dat ze inclusiedans bovenal ‘genieten’ vindt en leert om los te laten, dan vind ik dat een belangrijk punt. Als ik in contact met dansers kan meegeven dat leven met een beperking ook leven is en dat ziekte, pijn of een ongeluk niet leuk zijn maar evengoed geen drama – dan hoop ik dat mensen minder bang worden van de confrontatie met niet-zo-perfecte lichamen.
Mijn ervaring is dat het gewoon heel fijn is om deel uit te maken van de danswereld, het voedt en inspireert. Hindernissen in het leven kan je ombuigen tot kansen als je ermee gaat dansen. Je onderzoekt ze , je beleeft ze, je worstelt ermee tot je de kans erin herkent en de hindernis een rijkdom geworden is.
Welke hindernissen moet je vaak overwinnen als inclusiedanser?
Dit is een moeilijk punt. In eerste instantie zou het fijn zijn als het op een dag niet meer nodig is om deze vraag te beantwoorden, dat er gewoon geen hindernissen meer zijn. Maar in de realiteit zijn hindernissen in inclusiedans vaak belangrijke punten. Hoe graag we ook ‘gelijken’ zijn, we verschillen wel in onze noden. Ik pleit vooral voor een open mind zowel bij lesgevers als bij groepsleden. En humor is ook belangrijk, dat kan een hoop onmogelijkheden veranderen in kansen. Je wil niet weten op wat voor een manier ik al allemaal ’trappen’ heb weten overbruggen!
Ook goodwill van iedereen die betrokken is bij een inclusieproject is belangrijk – Ellen (een dansmaatje) is bijvoorbeeld al vaak in mijn auto getild door de helpende handen van andere groepsleden. Dat komt omdat de situatie (ontoegankelijke zalen, podiums, kleedkamers , sanitair, vervoer…) vaak een eerste hindernis vormt. Toch kan ik me soms ook ergeren aan het gemak waarmee je uitgesloten wordt omdat iets niet toegankelijk lijkt. Met een beetje hulp, een beetje out-of-the-box denken kom je vaak ook al ver. Goele Vandijck is voor mij daarin een leuk voorbeeld. Ik weet niet of zij het woord ‘onmogelijk’ in haar vocabulaire heeft en dat opent deuren.
Hindernissen hangen ook heel erg van de beperking af… dus ik kan er moeilijk één antwoord op geven. Het is gewoon belangrijk dat er wordt over nagedacht, zodat er bijvoorbeeld lokalen worden voorzien die zo toegankelijk mogelijk zijn. Eigenlijk zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat danslessen, danslokalen en podiums toegankelijk zijn, dat we daar geen apart punt van maken. De praktijk wijst echter uit dat je rekening moet houden met veel situaties waarin je moet improviseren. Dat is soms lastig. Anderzijds is het ook vaak geen punt. Als iedereen bereid is elkaar gewoon af en toe te helpen, kom je meestal wel een eind. Natuurlijk spelen er wel dingen zoals vervoer regelen. Dat maakt dat je op tijd moet weten wanneer je repeteert, enige structuur in de planning maakt het allemaal wat gemakkelijker te regelen.
Eerlijk zijn met jezelf en met de groep vind ik een meerwaarde, én het voorkomt frustraties. We moeten opener leren zijn over onze noden. Ik vind het ook belangrijk dat we erkennen bij elkaar dat we verschillen in nood aan hulp of extra middelen en begeleiding. Soms is er hulp nodig bij het naar de wc gaan, bij het drinken en eten, of is er wat extra recuperatietijd nodig. Vaak zijn de spieren van mensen met een fysieke beperking sneller uitgeput of verkrampt en moet je dat wat inschatten als lesgever of als danser. Persoonlijk vind ik het heel belangrijk dat je goed voor jezelf kan zorgen, dat je je eigen grenzen kent en aangeeft en die verantwoordelijkheid niet afschuift op de lesgever of de groep. Maar er moet wel een zekere openheid in de groep gemaakt worden waardoor iedereen zich veilig weet. Inclusie is voor mij gelijkwaardigheid – niet gelijkgesteld worden. Ik vind het ook weleens fijn les te krijgen van iemand die in een rolstoel zit om rolstoelbehendigheid te oefenen…terwijl andere dansers bijvoorbeeld sprongen oefenen.
Je hebt het over Goele, is zij jouw rolmodel?
Als ik denk aan een rolmodel dan heb ik eigenlijk niet één iemand voor ogen. Een boel mensen en zelfs dieren inspireren mij, tillen mij op. Wat ik wel merk is, dat ik geïnspireerd geraak van mensen die onbevangen zijn, mensen met een passie, speelse mensen met een open mind en niet te veel ‘kan niet’ in hun vocabulaire. Mensen die de wereld liefdevoller kleuren en respect hebben voor al het leven op aarde. En of ze dan zelf ‘rollen’ of ‘lopen’, dat maakt mijn niet uit…
Hoe zie jij de toekomst van inclusiedans?
Ik wil vooral deel uitmaken van datgene wat mijn passie is, mijn thuiskomen… en dat is in de dans. Dus ik zoek een weg en ik hoop dat de generatie na mij gewoon kan deelnemen aan danscursusssen, dansopleidingen… ook als ze een beperking hebben, gewoon omdat we allemaal mensen zijn die niet allemaal hetzelfde kunnen maar wel gelijkwaardig zijn. Ik hoop dat inclusiedans zijn plek in de danswereld verder mag veroveren, dat het naast de andere danskunsten mag staan en dat er heel veel mensen de uitdaging aan gaan om de danser in zichzelf ruimte te geven en de danser in de ander te begroeten. De wereld zou er alleszins ‘dansanter’ van worden. Daar zou ik nu eens écht heel blij van worden!
Heb je het eerste deel van het interview gemist? Je leest het hier! Heb je nog meer interesse in dit onderwerp, lees dan zeker Ik zit wel in een rolstoel hoor! en Dansen met een beperking.