Krijsen, dat is wat ik het liefste had gedaan toen ik wakker werd na een acht uur durende operatie, met als resultaat alles waar we voor gevreesd hadden: verlamming. Dit is mijn verhaal, maar waar moet ik beginnen?
November 2014
Het is 11 maanden na mijn skiongeval. Na vier operaties probeer ik nog altijd het woord te zoeken dat mijn gevoelens van dat moment kan beschrijven. Zal ik het ‘rouw’ noemen? Ik rouw om mijn oude leven, om de mogelijkheid te kunnen dansen en springen, te kunnen gaan en staan waar ik wil. Ik rouw om mijn zelfstandigheid, die ik in mijn ogen grotendeels verloren heb.
Of is ‘woedend’ een beter woord? Woedend op de man die mijn leven verpestte. Uiteraard mag ik het zo niet zien, hij was er zelf ondersteboven van dat hij dit had veroorzaakt, maar in diepe momenten moet ik de schuld aan iemand kunnen geven.
Ik probeer het woord ‘stomverbaasd’. Hoe kan zo iets nu bij MIJ gebeuren? Je leest het in de krant of hoort het op de koffieklets bij je oma, maar dat het bij mij zou gebeuren, had ik zeker niet verwacht. Ik wist dat de kans er was dat dit ging gebeuren maar mijn dokter verzekerde mij dat die kans minuscuul was. Maar de kans was er. Net als de kans op genezing er nog steeds is, door mijn stamceltherapie waarover ik in mijn volgende blog uitgebreid zal vertellen.
Is het woord ‘depressief’ een betere keuze? Dat denk ik niet, ook al word ik door velen zo genoemd op mijn diepste momenten, dat ben ik niet. Ik kan nog altijd lachen en genieten van het leven. Vaak zelfs meer dan daarvoor. Ik geniet zo hard van een etentje met het gezin, terwijl het vroeger een verplicht nummertje was. Ik vind het zalig om met mijn vrienden gewoon te babbelen over de normale dingen zodat ik mijn handicap kan vergeten. Daarvoor ben ik mijn vrienden, en natuurlijk ook mijn familie en mijn vriend Joris enorm dankbaar.
Toch voel ik me soms ook ‘eenzaam’, alsof ik de enige op de wereld ben die kan verstaan wat ik doormaak, alsof ik er helemaal alleen voor sta, ook al is dat allesbehalve waar. Ik kan me zo moeilijk uitdrukken, de pijn die ik voel, alsof niemand kan begrijpen dat ik me het ene moment verschrikkelijk voel, en nog geen uur later ik me bijna ‘gelukkig’ kan noemen. Soms voel ik me alleen op deze planeet, alsof niemand ziet hoe moeilijk alles is en hoe sterk ik me houd maar hoe zwak ik eigenlijk ben.
Ik wou dat er een woord bestond om het gevoel in één keer te beschrijven, zodat jullie misschien een beetje kunnen begrijpen hoe het moet zijn om uit je leven gerukt te worden en het misschien nooit meer terug te krijgen.
Ik zie mijn leven aan me voorbij flitsen, hoe ik de Oostenrijkse bergen beklom op zomerkamp, hoe ik nachtenlang danste op bals en feestjes, hoe ik in de armen van mijn vriend sprong na hem gemist te hebben. Ik zie hoe simpel kleine dingen waren zoals een douche nemen of naar boven lopen om me om te omkleden, en hoe moeilijk alles nu is. Ik zie ook hoe ik kon klagen omdat ik maar tot twee uur uit mocht gaan van mijn ouders terwijl mijn vrienden tot drie uur mochten blijven, en wat een drama dat kon veroorzaken. Ik krijg een flits van hoe een buis op Frans mijn dag helemaal om zeep hielp, of hoe boos ik op mijn moeder was omdat ik met de fiets naar school moest in de regen. En ik lach mezelf uit, waar zat ik met mijn hoofd? Ik zou er namelijk alles voor geven om nu door de regen te kunnen fietsen, of eens laaiende ruzie te maken en gewoon te kunnen weglopen. Wat zou ik euforisch zijn moest mijn grootste probleem zijn dat mijn hart gebroken werd of dat mijn zus met mijn kleren ging lopen en ik helemaal niets had om aan te doen. Ik ben verdomme 18, en wat mij ’s nachts wakker houdt, is of ik ooit mijn grootste dromen van ‘moeder en zakenvrouw worden’ zal kunnen waarmaken. Of ik ooit nog alleen op reis zal kunnen gaan, of ik mijn oude plan van studeren in het buitenland en in Alaska gaan rondtrekken zal kunnen uitvoeren. Zal morgen de bus dicht genoeg komen zodat ik er alleen op kan? Zal het restaurant waar we gaan eten een toegankelijke wc hebben? Zullen er trappen zijn in het museum dat we gaan bezoeken? Of erger nog: zal ik ooit nog lopen? Zal de verzekering alles dekken? Zal ik zelfstandig kunnen wonen en ooit over straat durven zonder het rotte gevoel te hebben dat iedereen mij aanstaart?
Van diep naar beter
Na drie weken in het ziekenhuis, werd ik naar het revalidatiecentrum in Gent gestuurd. Mijn eerste indruk was verschrikkelijk, ik vond de verpleegsters één voor één enorm arrogant, het eten was beter dan in het ziekenhuis maar nog altijd niet fantastisch, en het feit dat iedereen daar in een rolstoel zat, kon ik helemaal niet goed verwerken. Daar werd ik pas echt met de neus op de feiten gedrukt: ik ben één van hen, een gehandicapte, iemand met een beperking. De eerste keer dat iemand mij zo noemde was er niets dat mijn tranen kon drogen die dag.
Gelukkig ging het na een paar maanden beter en leerde ik onwaarschijnlijk fantastische mensen kennen. Ik heb er enorm veel gehuild maar zeker zoveel gelachen dankzij de liefste nieuwe vrienden die ik er maakte. Wat mij zal bijblijven zijn de verhalen van de ervaringsdeskundigen, die mij wijsmaakten dat het lang zo slecht nog niet is, het leven in een rolstoel. Het leven is best nog plezant en zeker doenbaar.
“Mijn rolstoel geeft me veel meer zelfvertrouwen dan voeger, toen ik er eigenlijk geen had” is iets wat mijn ondertussen goede vriend me vertelde. Dat deed me even anders naar de situatie kijken, en op mijn helderste momenten kan ik er wel een paar voordelen van opnoemen, van het leven op wieltjes: mensen merken je direct op zonder dat je zelf enige moeite moet doen, je ziet de behulpzaamheid van de mensen meteen, iedereen wil met je naar een pretpark (dankzij het voorsteekprincipe voor rolstoelgebruikers), jongens skippen het deel waarin ze je proberen te versieren en gaan over naar de duizenden geïnteresseerde vragen die ze hebben over je leven, je krijgt korting in de Zoo en in musea, je krijgt overal voorrang in de luchthaven én bovendien zie je direct de true colours van iedere persoon die je leert kennen.
Wanneer ik na 6 maanden het revalidatiecentrum verlaat, na enorm veel geleerd te hebben en nieuwe hechte vriendschappen gemaakt te hebben, doe ik dat met een dubbel gevoel. Ik had altijd gedacht dat ik er buiten zou lopen, net als vermoedelijk iedereen die er naar binnen rolt. Ik ben blij om er weg te zijn, het is een hoofdstuk in mijn jeugd dat gesloten moet worden omdat ik er ook veel pijn en verdriet heb gehad. Maar ik ga de sfeer en de babbels en vooral de mensen die ik dagelijks zag en die me dagelijks deden lachen ongelofelijk hard missen. Ook al is het helemaal niet zoals ik gewild had, toch verlaat ik deze plek met een lach, het woord ‘opgeven’ staat namelijk niet in mijn woordenboek dus voor mij is deze zoektocht naar mijn oude leven nog niet gedaan. Op een dag hoop ik weer te stappen, en dan zal ik iedereen die me zegt dat dat een utopie was, een poepie laten ruiken!