Ook al zijn we allemaal bekend met gedachten, emoties en observaties, het fenomeen erdoor overweldigd te worden, is taboe. Wat mensen wel begrijpen, zijn diagnoses – want diagnoses zijn ‚echt’. Dit is Sanne, en zij vertelt openhartig over haar diagnose.
Op 21 december werd ik wakker en alles was donker. Alles was donker in mij. Er drukte een zwaarte op mij die me vastkluisterde tussen de lakens. Slechts één gedachte drong zich op: Ik wil weg. Weg van hier. Weg van mezelf. Ik lag bedolven onder een berg van gedachten, emoties, observaties en al die kleine dingen die ik me eigen had gemaakt. Maar dit fenomeen bleek al gauw taboe om over te praten. Waar mensen wél voor open staan, zijn diagnoses – want diagnoses zijn ‚echt’.
Ik ben Sanne, en mijn diagnose heet ‘hoogsensitief en bipolair’.
Een fijn zeefje vs een grof vergiet
Toen ik 17 was betrad ik voor het eerst de wereld van de psychotherapie. Ik studeerde Woordkunst-Drama, en theater is in contact staan met de wereld rondom ons én onszelf. Het is observeren en met het observatiemateriaal aan de slag gaan. Kijken, voelen en alles eruit gooien. Dat was veel om mee om te gaan. ‚Hoogsensitiviteit’, was toen het antwoord dat klonk.
Jullie kennen sensitiviteit vast, aangezien we allemaal mensen zijn met een zenuwstelsel en emoties. Onze hersenen werken als een zeef en prikkels zijn als zandkorrels. Maar sommige mensen hebben een fijn zeefje dat selectief te werk gaat, anderen lopen rond met een vergiet dat alles binnenlaat. Dat is onze sensitiviteit. Het komt in alle maten en vormen, want ook al zijn we gemeenschappelijk ‚mens’, we zijn ook zeer individuele mensen. Met wetenschappelijke termen heet dat ‚Sensory Processing Sensitivity’. Oftewel, hoeveel zandkorrels er binnenkomen. ‚Emotionele reactiviteit’ heet het effect dat die zandkorrels op ons hebben. Ik heb een vergiet in mijn hoofd, het sorteert niet zo fijn. En mijn emoties zijn navenant.
Er bestaat een vragenlijst die gebruikt wordt om die gevoeligheid in kaart te brengen. De vragen die in die lijst worden gesteld, schetsen een mooi beeld van wat die gevoeligheid juist inhoudt. „Ben je snel overweldigd door zintuigelijke impulsen?” „Merk je snel details in je omgeving op?” „Ben je gevoelig voor de emoties van anderen?” „Ben je snel geroerd door kunst - muziek, films, verhalen, …?”
Mijn innerlijk strand
Als de zandkorrels komen binnendruppelen, kan dat mooi zijn. Kleine details maken het leven mooi. Het paars van een lavendelveld - visueel. De geur van koffie – geurzin. Die ongelooflijk zachte trui of de huid van een geliefde – tastzin. Zolang de zandkorrels klein en handelbaar zijn, is het prachtig. Details die anderen voorbij gaan, merk ik op. Daarom hou ik van theater. Het is een spel met het visuele en gehoorzin, het fysieke en het emotionele. Soms subtiel, soms uitgesproken. Mijn observaties zijn scherp, want de kern zit in details. Ik zie zowel de boom, als de nerven van elk blaadje. Daarbij werkt elke zandkorrel als een inspiratie voor analyses en creativiteit. Want alle zandkorrels zijn samen één volledig strand, en zand is kneedbaar. Elke korrel die binnenkomt, wordt op de juiste plek gelegd op het strand – in verband gebracht met een groter geheel. Ik heb veel korrels om mee aan de slag te gaan, dus mijn strand is een zeer weidse plek.
Alle korrels zijn gelijk, maar sommige zijn meer gelijk dan andere
Soms verlies ik controle over al die korrels. Dan geven ze me te veel energie. Dan blijf ik te lang met dezelfde korrel in mijn handen zitten, want ik zie verbanden met alle andere korrels. Logische verbanden, die kort gelegd worden. En verbanden die ver en uitgerekt zijn. Dan slaap ik slechts enkele uren, want ik probeer te begrijpen en te uiten wat er in zit. Ik probeer dat strand te schetsen, met woorden en met beelden of met welke vorm van creativiteit. Ik heb lange gesprekken met mezelf en met anderen, en wat logisch klinkt voor mezelf, is koeterwaals voor de ander. Mijn woordenstroom verliest alle zicht op snelheidscontrole en logica. Ik wentel me in mijn strand, maniakaal. Dan gaat alles aan topsnelheid, mijn creativiteit, mijn tempo, mijn gedachten. De spanning kruipt in mijn lichaam, mijn spieren moeten bewegen, ik moet dansen, ik moet mensen ontmoeten, ik moet ideeën opslorpen, ik moet filosofieën wisselen, ik moet feesten, ik moet schrijven, ik moet opruimen, ik moet de slaapkamer schilderen, ik moet op reis gaan, … Ik moet exploderen.
Explosie naar implosie
In termen van bipolariteit heet dit een ‘manische periode’, al zijn daar ook verschillende gradaties en vormen in. Er zijn mensen die alle controle verliezen en zich laten gaan in hun impulsiviteit. Ze verkopen al hun bezittingen, verdwijnen met de noorderzon, verliezen zich in projecten, verbranden bruggen, gaan op in losse seksuele contacten, etc.
We zijn allemaal anders. Ik ben niet zo extreem, dus als ik zogenaamd manisch ben, valt het niet zo op voor mijn omgeving – op enkele goede vrienden en familie na. Ik lijk gezond en gelukkig. Ietwat bizar, misschien, maar positief. Ik bruis van het leven, dat is een teken van gezondheid. Ik lijk productief, ook al wordt niets afgewerkt. Ik zie er gelukkig uit, beweeglijk, gezond. Maar explosies zijn destructief, en die destructiviteit wordt vaak over het hoofd gezien want de schade is persoonlijk. Ik geloof dat ik middenin de opbouw van een gigantisch en prachtig gedetailleerd zandkasteel zit, tot ik de chaotische werkelijkheid zie. Een grote hoop zand, met duizenden verschillende korrels die overal verspreid liggen. Losse eindjes zonder resultaat. En dan komt de keerzijde, want als er zoveel binnenkomt, wordt het ooit te veel.
Dan implodeer ik. Dan zijn de openingen in mijn vergiet verstopt door al die zandkorrels die binnen willen komen. Alles in me kaatst een pertinente ‚NEE’ terug. Alle verloren uren slaap moeten worden ingehaald. Mijn brein is overhit en kan zelfs simpele beslissingen of vragen niet aan. Confituur of choco? Koffie of thee? Slapen of waken? Welk woord? Welk gevoel? Net zoals er niets binnenkomt, gaat er niets naar buiten. De verstopping koppelt me los van de buitenwereld én van mezelf. Na alle veelheid komt Het Grote Niets. Ik ben niets. Dat zijn depressieve periodes. En die zijn wel zichtbaar, die zijn wel merkbaar. Maar wat zovelen ook beweren, er is geen standaard remedie – het is niet zo evident om ‚gewoon uit bed te komen’. Opstaan, douchen, eten, leven, alles valt even stil. Ontprikkelen, dat is al wat kan en moet. Om door al dat zand het strand weer te kunnen zien.
Bedolven onder mijn zandkasteel
Op 21 december werd ik wakker onder een berg zandkorrels. Onder een hoop donkere zwaarte die me neerdrukte. Ik had net enkele weken op volle toeren geleefd. Ik had me gesmeten in nieuwe ontdekkingen, ik volgde mijn intuïtie van het ene project in het andere. Een cursus hier, een theaterproductie daar, een nieuwe job, een druk sociaal leven, losse en vaste ontmoetingen, de wereld lag aan mijn voeten. Tot er enkele klappen kwamen, en ik was opgebruikt en uit mezelf gekatapulteerd.
Het resultaat waren paniekaanvallen bij de kleinste prikkel, uren en dagen onafgebroken slaap en een overdonderende verdoving. Ik moest me terugtrekken, opsluiten, ontprikkelen. Maar leg dat maar eens uit aan je werkgever. Want deze ziekte is niet meetbaar. Er was geen thermometer die deze koorts mat. Mijn bloedwaarden waren op peil. Deze ontsteking was onzichtbaar, deze zweer zat op mijn emoties en zintuigen.
Er rust een grote taboe op het onzichtbare, omdat we vaak zo gefocust zijn op het zichtbare. Net als mensen met een fysieke beperking vaak worden bestempeld als een ‚zieke’, een hulpbehoevende, worden mentale en emotionele eigenaardigheden onbegrepen wegens onzichtbaar en onmeetbaar. ‚Eerst zien en dan geloven.’ Het is een kortzichtige manier om naar de wereld te kijken; het snijdt een veelheid van onze beleving weg en laat een gapende leegte, een blinde vlek. Want wat niet zichtbaar is, is daarom niet afwezig.
Die nieuwe job haakte al snel weer af. Vrienden verdwenen van het toneel, want het kost moeite om zowel de berg zandkorrels als degene die eronder ligt te begrijpen. En toch waren er die enkelingen die begrepen dat er niet meer nodig was dan slechts aanwezig zijn. Dat het harde werk van mijzelf moest komen, want degene die bedolven is, is de enige die zich kan uitgraven.
Met elke val en elke vlucht de hoogte in, leer ik meer over mezelf en over mijn omgeving. Over mijn sterktes en zwaktes, en hoe die zwaktes ook sterk zijn. Ondertussen zijn we weer enkele maanden verder en ik sta weer op twee voeten, met het zand tussen mijn tenen en een weidse blik vooruit. Voetje voor voetje, stap voor stap. Ik ben er weer klaar voor. En ik sta niet alleen.
Groet, Sanne
Wil je meer weten over hoogsensitiviteit, dan kan ook het interview lezen met Toni De Coninck over zijn boek De Windvanger. Worstel je zelf met vragen en zoek je professionele hulp, aarzel dan zeker niet om contact op te nemen met een gespecialiseerde psycholoog in je buurt.